Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [12]Hebt gij dan niet in uzelven een onderscheid gemaakt, en zijt [13]rechters geworden van kwade overleggingen? 12. Of zijt gij niet in uzelf veroordeeld? Dat is, in uw conscientie overtuigd, dat gij daar kwalijk aan doet. 13. Dat is, gij hebt geoordeeld dat uw kwade overleggingen in dit aannemen des persoons goed en behoorlijk waren. Of rechters die kwade overleggingen hebben; dat is, verkeerde rechters.